Vandaag komt een belangrijke klant, maar Hans heeft
geen schoon overhemd.
Alle overhemden van Hans zijn vuil.
Hans trekt het overhemd van gisteren aan.
Hij heeft geen tijd om te douchen.
Het is druk op de weg en er zijn veel files.
De klant van Hans staat ook in de file
Hans komt te laat op zijn werk.
gelukkig staat zijn klant ook in de file.
Hans drinkt snel een kop koffie.
De klant komt binnen en Hans praat met zijn klant.
De klant heeft niets gekocht
Het is zes uur en Hans rijdt naar huis.
Hans is niet blij want de klant heeft niets gekocht.
Hans heeft geen goede indruk op de klant gemaakt.
Het overhemd van Hans is vuil en Hans heeft niet
gedoucht.
Elena wordt te laat wakker
Elena wordt wakker, het is al acht uur. Elena kan haar schoenen niet vinden. Ze gaat naar de keuken maar er is niets te eten. Elena moet snel naar school, met de bus.
Elena heeft honger
Elena wacht op de bus.
De bus is te laat.
In de bus is het heel druk en Elena moet staan.
Na een tijdje kan ze zitten.
Elena heeft honger want zij heeft niets gegeten.
De boeken liggen nog naast de computer
De bus stopt bij de school.
Elena is te laat, de les is al begonnen.
Elena gaat naar binnen.
Elena wil haar boeken pakken. De boeken zitten niet in
de tas.
De boeken liggen nog thuis, naast de computer.
Het is mooi weer
Het is mooi weer.
De zon schijnt.
Vera komt thuis, maar ze gaat snel weer naar buiten.
Vera gaat boodschappen doen met haar dochter.
De dochtervan Vera heet Anna. (30 woorden)
Vera en Anna gaan naar de supermarkt
Vera en Anna gaan naar de supermarkt.
ze kopen brood, melk en vlees.
De buurvrouw is ook in de supermarkt.
Vera zeg tegen de buurvrouw: "Hoe gaat het met jou?
Anna huilt, want ze wil naar huis.
Vera is boos
Vera en Anna komen thuis.
Vera zet de tas met de boodschappen in de keuken.
Anna is blij.want ze kan nu spelen.
Vera zet de computer aan.
Anna wil een glas melk en Vera loopt naar de keuken.